Over de grens

Middeleeuwse beeldhouwkunst uit de Lage Landen

De beeldhouwkunst beleeft in de middeleeuwen zijn hoogtepunt in de Lage Landen, met Brussel, Antwerpen en Mechelen als belangrijkste productiecentra. Toch is er bijzonder weinig gekend van deze rijke cultuur. Daar brengt M met de onderzoekstentoonstelling ‘Over de grens. Middeleeuwse beeldhouwkunst uit de Lage Landen’ verandering in. Hiervoor brengen we één van de grootste Duitse beeldhouwkunstcollecties naar Leuven. Samen met de werken uit de M-collectie krijg je zo een staalkaart van  vroeg- en laatmiddeleeuwse sculpturen, van de 11de tot de 17de eeuw. 

Onbekend is onbemind?

De middeleeuwse beeldhouwkunst confronteert ons met heel wat raadsels. Verschillende iconoclastische golven vernielden een grote hoeveelheid sculpturen en bronnen. Bovendien werden vele beelden losgekoppeld van hun oorspronkelijke context zoals kerken en kloosters. Dit gebrek aan aanknopingspunten is een hele uitdaging voor onderzoekers. Het maakt dat er meer vraagtekens zijn dan feiten. Want hoe schrijf je sculpturen toe aan een streek, stad, atelier of kunstenaar? Deze tentoonstelling breekt daarom een lans voor een andere onderzoeksaanpak waarbij meer rekening gehouden wordt met die uitgebreide context. Zo hebben beelden uit verschillende regio’s meer met elkaar gemeen dan op het eerste gezicht zou lijken. Stilistische en iconografische elementen overstijgen die regionale grenzen en vertellen een rijk verhaal.  

Brabantse centra: Leuven, Mechelen, Brussel, Antwerpen

Leuven

In de 15de eeuw waren er heel wat beeldsnijders actief in Leuven. Maar anders dan in Antwerpen, Brussel of Mechelen waren ze niet verenigd in een ambacht. Zo hebben Leuvense beelden geen merktekens, wat het moeilijker maakt om ze te identificeren. Wat maakt zo’n beeld dan Leuvens? Hiervoor kijken onderzoekers naar stilistische kenmerken.

Neem nu bijvoorbeeld het Christusbeeld (Ecce Homo, ca 1500, Brabant). De levensgrote Christusfiguur is een zogenaamd Andachtsbild. Het beeld stond in de kerk op hoogte zodat de kerkgangers er tijdens hun gebed naar opkeken. Oorspronkelijk was het beschilderd, zodat Christus echt een mens van vlees en bloed leek. Het gedrongen lichaam, de opgetrokken ribbenkast, de dikke mantel van stijve stof en de knoop zijn typisch voor de Leuvense stijl. Het hoofd met de doornenkroon toont op zijn beurt gelijkenissen met de Man van Smarten van Albrecht Bouts (1451/55-1549). Toch zijn ook andere invloeden zichtbaar, waardoor het beeld niet enkel en alleen aan Leuven kan toegeschreven worden. Zo wijken de haren die in een punt naar beneden krullen af van de ruwere Leuvense stijl waarbij systematisch een C-motief gebruikt werd. Dat maakt dat we het niet met zekerheid aan Leuven kunnen toewijzen en andere invloeden zichtbaar zijn.

Hendrik Roesen is een van de weinige Leuvense beeldhouwers die bij naam gekend is. Hij maakte verschillende sculpturen, zoals de Heilige Cornelius of de Heilige Bisschop in deze tentoonstelling. In het postuur en de lijnen langs de neus van de Heilige Bisschop herken je duidelijke kenmerken van Roesen. Toch werpt het onderzoek nu ook heel wat vraagtekens op bij die toeschrijving. Zo is er een duidelijke Luikse stijl te herkennen in de tekening en het lijnenspel van de gedrapeerde kledij. Bovendien is er een onbekend merkteken in de vorm van een roos zichtbaar op de achterzijde. Een verdere studie van die merktekens is van cruciaal belang. Zo is M pilootpartner in een internationaal onderzoeksproject van de RKD (Rijksdienst voor Kunsthistorische Documentatie), waarbij gewerkt wordt aan een database van merken. Dit internationale referentiekader zal een belangrijk hulpmiddel zijn voor toekomstig onderzoek en de verdere identificatie van beelden.

Mechelen

Mechelen werd in de late 15de eeuw belangrijker op politiek vlak als bestuurlijke hoofdstad van de Habsburgse Nederlanden. Het ingeslagen wapenschild met een afbeelding van drie palen garandeerde de kwaliteit van het beeldsnijwerk. Het woord ‘Mechelen’ of de letter ’M‘ dienden als keurmerk voor de beschildering. Daarnaast kwamen ook meester- of ateliermerken voor zoals bijvoorbeeld de vijfpuntige ster op het beeld Maria met kind. Dit beeld zorgde meteen ook voor een verrassing bij de onderzoekers. Tot op vandaag werd namelijk gedacht dat Mechelse beelden steeds uit walnoot of eik gemaakt werden. Dit beeld toont aan dat Mechelse beeldsnijders de populier, een zachte, lokale houtsoort, op grote schaal gebruikten. Een belangrijk inzicht dus voor toekomstige identificatie van Mechelse stukken.

In deze tentoonstelling krijg je een grote diversiteit aan houten Mechelse popjes of ‘poupées de Malines’ te zien. Deze kleine kleurrijke heiligenbeeldjes waren de massaproducten van hun tijd. Ze waren bestemd voor privédevotie, maar werden ook in kleine huisaltaren of besloten hofjes verwerkt. Je herkent de popjes aan de stereotiepe vormgeving: eenvoudige ronde gezichten, zware oogleden, een oogspleetje en rijke, nette krullen. Daarnaast waren ook retabels en kleine albasten reliëfs een populair Mechels serieproduct. Ze werden versierd met bladgoud en deden dienst als privé-altaartjes. Neem bijvoorbeeld de Altaarvleugel met Aanbidding der Koningen (1500-1510), één van de nog 12 bestaande Mechelse retabels. Resten van scharnieren aan de kast vertellen dat het retabel oorspronkelijk zijluiken had en dat deze zeer gedetailleerde kleine scène het middelste deel was.  

Brussel en Antwerpen

Brussel en Antwerpen waren met voorsprong de belangrijkste productiecentra van beeldhouwkunst. Als hoofdstad van het Bourgondische rijk speelde Brussel vanaf 1430 een toonaangevende rol op artistiek vlak. Dankzij het merkteken zijn de tentoongestelde beelden aan de stad toe te wijzen. We zien de Brusselse hamer en voor het schrijnwerk van retabelkasten werd een merk met passer en schaaf gebruikt. De beschildering werd gekeurd door er het merk ‘BRUESEL’ op aan te brengen. Toch is dit niet de enige manier van identificeren. Dankzij stilistische vergelijkingen en een beeld in het OCMW-museum van Brussel konden onze onderzoekers twee beelden, namelijk de Treurende Maria en Johannes, toeschrijven aan Passchier Borman. Hij behoorde tot één van de grote beeldsnijdersdynastieën van die tijd: de familie Borman. Zo stond zijn vader Jan Borman nationaal en internationaal hoog aangeschreven als de ‘beste beeldsnijder’. Hij gaf het vak door en werkte regelmatig samen met zijn zonen Jan en Passchier.

Vanaf 1525 nam Antwerpen het voortouw als belangrijkste producent en exporteur van beeldsnijwerk en retabels. Zo komt in deze tentoonstelling een ruime selectie Antwerpse retabels aan bod, die sterk verschillen in stijl. Eén daarvan is de Besnijdenis van Christus, een vaak voorkomende iconografie. Omdat dit fragment gemerkt is met een handje, weten we dat het in Antwerpen werd geproduceerd. Het matige snijwerk van deze beeldengroep doet vermoeden dat het in grote oplages gemaakt werd. De grote vraag naar Antwerpse retabels leidde namelijk tot een massaproductie. Zo werd vanaf het midden van de 15de eeuw zelfs gewerkt met verkooppanden, de showrooms van die tijd. Daar verkochten beeldsnijders zowel kant-en-klare als half-klare retabels. Vandaar dat we tot op vandaag Antwerpse retabels terugvinden van Scandinavië tot de Canarische Eilanden.

Focus op Maasland en Noordelijke Nederlanden

Brabant had zeker niet het monopolie op de beeldhouwkunst. Zo maakten ze in het Maasland al sinds de 11de eeuw fantastische sculpturen. Helaas verwoestten iconoclastische golven een groot deel van de Noord- en Oost-Nederlandse sculpturen. Dat maakt het moeilijk voor onderzoekers om een goed beeld te krijgen van de productie in deze streken. Deze tentoonstelling heeft dan ook het geluk om enkele van deze oudste 11de- eeuwse stukken te presenteren, zoals de Sedes Sapientiae en de Christus aan het Kruis in messing. Dit kleine Christusbeeld is te situeren in de omgeving van Reinier van Huy.

Daarnaast toont onderzoek van bewaarde werken, zoals de Heilige Dorothea, niet alleen op een kwalitatieve productie in Utrecht. Het is ook een mooi voorbeeld van kruisbestuiving tussen regio’s, op zowel stilistisch, iconografisch als compositorisch vlak. Curator Marjan Debaene: “Dit beeld wordt toegeschreven aan de anonieme meester van de Utrechtse Stenen Vrouwenkop. De uitgesproken oogleden, de brede neus en het eivormige hoofd worden als kenmerkend voor deze meester gezien. Dankzij het onderzoek kunnen we dit verruimen.  In het gezicht, de houding en de drapage zien we een Mechelse stijl. Dat doet ons vermoeden dat de beeldsnijder in Mechelen geschoold is en dan naar Utrecht trok. Die artistieke kruisbestuiving tussen regio’s is een veel rijkere onderzoeksmethode, dan louter op streek toeschrijvingen te doen. Deze sculptuur is voor ons dan ook de belichaming van het concept ‘culturele ruimte’. Met dit concept willen we middeleeuwse beeldhouwkunst in al zijn facetten onderzoeken. We breken als het ware een lans voor een genuanceerde onderzoeksaanpak die afstapt van de ingeburgerde 'kunstenaarscultus'.”

Een ander uitzonderlijk werk is het Petrusretabel uit het hertogdom Gelre. Het rijkelijk versierde houten altaarstuk bulkte ooit van kleur en goud en toont in drie vakken de legende van de Heilige Petrus. Michael Rief, vice-directeur en hoofd collecties van het Akense museum: "Het retabel komt oorspronkelijk van de Sint-Petrus' Bandenkerk in het Nederlandse Venray en zou rond 1500-1510 in het hertogdom Gelre gemaakt zijn. Dit altaarstuk is voor ons buitengewoon. Het is het enige grote voorbeeld dat de protestantse iconoclastische ravages in het noordelijke deel van de Lage Landen heeft overleefd." 

Toekomstperspectief

Na dit onderzoek wil M een nieuwe belangrijke stap zetten om de rol als internationaal expertisecentrum voor Middeleeuwse Beeldhouwkunst te versterken. Peter Carpreau, conservator Oude Kunst M-Museum Leuven, licht toe: “M wil de internationale katalysator zijn voor onderzoek naar middeleeuwse beeldhouwkunst. Maar zonder geschreven bronnen is er weinig onderzoek mogelijk. Hier starten we met een inhaalbeweging t.o.v. de schilderkunst. In navolging van de reeks ‘Early Netherlandish Paintings’ werken we aan het allereerste naslagwerk dat de beeldhouwkunst uit de Lage Landen verzamelt. Hiervoor zullen we samenwerken met internationale specialisten. Op die manier geven we de beeldhouwkunst uit de Lage Landen de plek die het verdient.“

Praktische informatie

De tentoonstelling Over de grens. Middeleeuwse beeldhouwkunst uit de Lage Landen loopt van 22 september 2017 tot 27 mei 2018 in M-Museum Leuven.  

Curatoren: Marjan Debaene & Peter Carpreau

Conservatoren Suermondt-Ludwig-Museum Aken: Michael Rief en Dagmar Preising

Een initiatief en onderzoek van ARDS, expertisecentrum voor middeleeuwse beeldhouwkunst, in samenwerking met het Suermondt-Ludwig-Museum in Aken. Bij de tentoonstelling verschijnt een bestandscatalogus die enkel te verkrijgen is in het Duits. De catalogus kwam tot stand met de steun van de Peter und Irene Ludwig Stiftung. Het boek is te verkrijgen in de M-shop voor 25 euro.

Persdossier Over de grens (PDF)

PDF - 1.5 Mb

Veerle Ausloos

Persverantwoordelijke, M - Museum Leuven

Persberichten in je mailbox

Door op "Inschrijven" te klikken, bevestig ik dat ik het Privacybeleid gelezen heb en ermee akkoord ga.

Over M Leuven

M Leuven brengt een unieke mix van oude en hedendaagse kunst in een indrukwekkende architecturale setting van de Belgische toparchitect Stéphane Beel. Naast de vaste collectie presenteert M tijdelijke tentoonstellingen van zowel oude meesters als hedendaagse kunstenaars.

Neem contact op met

L. Vanderkelenstraat 28 3000 Leuven Belgium

+ 32 16 27 29 29

persm@mleuven.be

www.mleuven.be